Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015

aanscherpingsstudie epc
Opdrachtgever Ministerie van BZK
Rol van w/e adviseurs Opstellen rapport Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015.
Contactpersoon
Pieter Nuiten
senior adviseur
aanscherpingsstudie epc

Op 19 december 2013 is de mogelijke aanscherping van de EPC eisen in 2015 in de Tweede Kamer behandeld. Er is een motie aangenomen om het ambitieniveau EPC = 0,4 per 1 januari 2015 te handhaven. Over de wijze van uitvoering van deze motie zal BZK nog overleg voeren met de bouwsector. In het rapport Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015, opgesteld door W/E adviseurs en Arcadis, is de kosteneffectiviteit onderzocht.

Samenvatting rapport

Vanuit de EPBD recast en afspraken in het Lente-akkoord Energiebesparing wordt in Nederland voor nieuwbouw toegewerkt naar ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (BENG) in 2020. Concreet is de doelstelling dat de EPC voor woningen wordt aangescherpt naar ‘bijna nul’ in 2020, met een beoogde tussenstap EPC = 0,4 per 1-1-2015. Voor utiliteit is een vergelijkbaar traject ingezet. De aanscherping in 2015 levert een bijdrage aan het aanjagen van innovaties, het verlagen van kostprijzen van energiebesparende technieken en de acceptatie en gewenning voor de bouwsector.

Om de effecten van de aanscherping in kaart te brengen, is begin 2013 een ‘Aanscherpings-methodiek’ vastgesteld, onder begeleiding van vertegenwoordigers uit de bouwsector. De methodiek sluit aan bij de eisen die vanuit de EPBD recast gesteld worden. W/E adviseurs en Arcadis hebben in het najaar van 2013 een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de voorgenomen aanscherping in 2015 volgens de eerder vastgestelde Aanscherpingsmethodiek. Het onderzoek bestaat uit een theoretische toets en een praktijktoets. In beide delen is gekeken naar aspecten EPC, energiegebruik, CO2-emissies, investering, netto contante waarde en binnenmilieu bij de beoogde aanscherping van de EPC in 2015. Het onderzoek is uitgevoerd onder begeleiding van dezelfde begeleidingscommissie als bij de methodiekontwikkeling.

Is de aangescherpte EPC te realiseren met voldoende robuuste maatregelen?

Er zijn EPC-berekeningen gemaakt voor de voorgeschreven sets referentiewoningen en referentiegebouwen. Voor alle gebouwen blijkt het technisch mogelijk om met de huidige voorgeschreven rekensystematiek (NEN 7210) de beoogde EPC-aanscherping te realiseren door toepassing van onder meer een goede gebouwschil (Rc = 5, U = 1,4, goede luchtdichtheid), goed ventilatiesysteem, efficiëntere opwekkers voor ruimteverwarming en warm tapwater en beperking van het vermogen van verlichting en ventilatoren. En zonder toepassing van relatief grote hoeveelheden zonnepanelen.

Wat is het te verwachten energiegebruik en de CO2-uitstoot?

De berekende CO2-emissiereductie volgt in grote lijn de reductie op de EPC-eis, enigszins afhankelijk van de verhouding gas/elektriciteit. Globaal komt dat neer op een verlaging met 50% ten opzichte van het niveau van 2007, en ongeveer 35% ten opzichte van 2013. Het gaat hier om het gebouwgebonden energiegebruik (en de daaraan gerelateerde CO2-uitstoot) onder standaardcondities (als bijvoorbeeld klimaat, bewoners/gebruikersgedrag); in praktijk kunnen de waarden afwijken van de berekende resultaten.

Hebben de gehanteerde technieken een (potentiële) impact op de kwaliteit van het binnenmilieu?

De projecten die in de praktijktoets zijn bezocht, hebben aandachtspunten opgeleverd voor effecten van maatregelen op het binnenmilieu: aandacht voor onderhoud van gebalanceerde ventilatiesystemen, capaciteitsbepaling van vloerverwarming, goede voorlichting aan bewoners en gebruikers, aandacht voor voorkomen van tocht bij natuurlijke toevoer.

Bij woningbouw en utiliteit is er aandacht nodig voor ontwerp, installatie en onderhoud van alle installaties. Ook is het belangrijk dat bij oplevering de installaties worden beproefd op een goede werking en dat zij de prestaties leveren die zijn afgesproken. Als dat goed geborgd is, dan is de kwaliteit van het binnenmilieu geen belemmerende factor bij de beoogde EPC-aanscherping. Het protocol energielabel nieuwbouw en de ventilatie prestatiekeuring kunnen hier een rol in spelen in het traject tot en met oplevering. Voor de gebruiksfase is stimulering van prestatiegericht onderhoud een middel.

Welke effecten heeft de aanscherping op de totale kosten (Netto Contante Waarde)?

De maatregelen leiden tot een hogere investering doordat materialen en/of installaties worden toegevoegd. Direct gerelateerd aan de hogere investering is ook een verhoging van jaarlijkse lasten (belasting, verzekering). De extra toe te voegen materialen en installaties hebben vaak meer onderhoud nodig. De financiële voordelen van energiebesparing van individuele maatregelen en samengestelde pakketten zijn groter dan de bijkomende kosten. De netto baten (energiebesparing versus extra jaarlijkse lasten) zijn ontoereikend om de maatregelen terug te verdienen bij de gestelde uitgangspunten (rekenrente, energieprijsontwikkeling).

Voor woningbouw blijkt uit ons onderzoek (met voorgeschreven disconteringsvoet en energieprijsontwikkeling[1]) dat de aanscherping van de EPC van de huidige eis (EPC 0,6) naar de beoogde eis per 2015 (EPC 0,4) een negatieve Netto Contante Waarde (NCW) heeft van circa 1.800 tot 6.100 euro over de beschouwingsperiode van 30 jaar. Voor de meeste woningen ligt de NCW tussen -15 en -40 euro per vierkante meter. De initiële investeringen variëren van ongeveer 6.500 tot 15.000 euro per woning (voor woningen van ongeveer 80 tot 170 m2 gebruiksoppervlakte), afhankelijk van de grootte en het type woning. In termen van netto hypotheeklasten gaat het gemiddeld om circa 25 euro per maand[2]. Van de investering wordt 1/3 tot 2/3 terugverdiend in de beschouwingsperiode. Een andere beschouwingsperiode leidt overigens niet tot significant betere resultaten. Op projectniveau is een EPC-aanscherping met de uitgangspunten van de voorgeschreven Aanscherpingsmethodiek niet kostenneutraal.

Aanpassing van de basisuitgangspunten leidt tot andere uitkomsten. Uit een scenario-analyse blijkt dat de NCW voor de meest voorkomende referentiewoning positief wordt bij een rekenrente van 3,5% in plaats van 5,5. Dit geldt ook wanneer gerekend wordt met een energieprijsstijging van 5% per jaar (overeenkomstig de gemiddelde energieprijsstijging van de afgelopen 10 jaar).

Bij de utiliteit is er een grotere spreiding in de NCW per m2 BVO. Er treden verschillen op zowel tussen de gebruiksfuncties en als binnen een gebruiksfunctie. Gemiddeld zijn de NCW’s voor grotere gebouwen negatiever dan voor kleinere gebouwen.

Wat is het effect van een gedifferentieerde Rc-eis?

Het Bouwbesluit kent naast de EPC-eis ook ‘vangnet’eisen waarin de minimale Rc-waarde van dichte delen van de gebouwschil zijn vastgelegd. Met de EPC-aanscherping in 2015 is ook een aanscherping van deze Rc-eisen verwacht. Op verzoek van de begeleidingscommissie is gekeken naar het effect van een gedifferentieerde vangneteis voor Rc-waarden: In plaats van generiek Rc = 5 m2K/W, een onderscheid naar vloer/gevel/dak van 3,5 / 4,5 / 6,0 m2K/W.

Energetisch presteren de beschouwde woningen en gebouwen met de verschillende Rc-waarden op een zelfde niveau. De NCW verschilt tussen beide varianten 1 à 2 euro/m2. Afhankelijk van de geometrie van het gebouw pakt ofwel de generieke eis, ofwel de gedifferentieerde eis iets voordeliger uit.

Differentiatie naar dak/gevel/vloer impliceert wel een eenduidige en juridisch, norm-technisch sluitende definitie van dak, gevel en vloer. Dat is zowel voor de ontwerper als voor het bevoegd gezag noodzakelijk.

Wat is de te verwachten bijdrage van de beoogde aanscherping aan de landelijke CO2-reductie doelstellingen?

Landelijke doelstellingen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving zijn vastgelegd in het Koepelconvenant energiebesparing van zomer 2012 [27]: “De vermindering gaat van een niveau van 617 PJ in 2008 naar een niveau van op zijn hoogst 507 PJ in 2020. Er wordt naar gestreefd dit doel te bereiken met een tussenstap naar 540 PJ in 2015.”

Met de in dit rapport aangenomen bouwprognoses, komt de directe besparing ten gevolge van de beoogde EPC-aanscherping uit tussen 1 en 1,5 PJprim per jaar.

[1] Reële discontovoet 5,5% voor woningen, 8% voor utiliteit; prijsstijging gas 1,2%, elektriciteit 2% (exclusief jaarlijkse inflatie). Prijzen zijn inclusief BTW.

[2] Uitgangspunten: hypotheekrente 5,5%, hypotheekrenteaftrek effectief 35%.

Pieter Nuiten
senior adviseur

Gerelateerde projecten

W/E adviseurs werkt voor organisaties met ambitie. Bekijk bij welke projecten wij betrokken zijn.

Duurzaam appartementengebouw in het groen
CO2-neutraal, circulair en klimaatbestendig